Year: 2014
Place: Brussel
Publisher: MAD & ING
Printer: Groupe Impresor Ariane
Edition: 1st
Language: NL
Pages: 116
Condition: As New
Cover condition: As New
Binding: HC, gelijk rechtaf
Illustrated.
- De Witte Raaf:
In het ING Art Center op het Brusselse Koningsplein presenteren het nieuwe Mode en Design Centre Brussels (MAD) en ING België een overzicht van Belgische designproducten die de laatste twintig jaar de markt hebben veroverd. De curator Danny Venlet, zelf een designer, wil met deze tentoonstelling de economische relevantie van design in België aantonen. Veel cijfermateriaal over het aandeel van design in de nationale economie krijgen we niet te zien. In plaats daarvan focust de tentoonstelling op het succesverhaal van 25 internationaal erkende hedendaagse designers in België. Hun ontwikkeling tot succesvolle ontwerpers wordt niet omstandig toegelicht, maar wordt samengevat aan de hand van drie objecten per designer: het meest iconische object, het object dat economisch het meest rendabel was en het best verkochte object. Op die manier moet duidelijk worden dat economische meerwaarde niet noodzakelijk samenvalt met een iconische uitstraling of de verkoop van grote hoeveelheden.
In het geval van Maarten Van Severen is het meest iconische, meest rendabele en best verkochte object zijn befaamde stoel .03. In het oeuvre van Stefan Schöning is de visuele identiteit van de Belgische spoorwegen het meest iconische ontwerp. Zijn metalen kapstok Crown brengt blijkbaar het meeste geld in het laatje en zijn kookpottenset Prime verkoopt als zoete broodjes.
De tentoonstelling beperkt zich bewust tot toegankelijke en alledaagse producten, en toont meer dan 70 objecten – van horloges tot bussen – in een verzorgde en overtuigende scenografie. De wat statige negentiende-eeuwse tentoonstellingsruimtes worden subtiel gedeconstrueerd door het grondoppervlak in onregelmatige geometrische vormen op te delen. Een parcours van witte vrijstaande wanden en met wit textiel overspannen sokkels leidt je langs de objecten, die per designer gegroepeerd zijn. De zorgvuldig gelay-oute zaalteksten bieden op een systematische en beknopte wijze een houvast: elk object wordt met enkele termen en cijfers gesitueerd. De objecten worden afgewisseld met video’s waar de designers zelf aan het woord komen. Enkel de meubels van Marina Bautier en Dirk Wynants worden niet opgenomen in deze scenografie en bevinden zich op de kelderverdieping waar ook de POPUP shop is geïnstalleerd. Hier kan je je eigen exemplaren van Belgisch design aanschaffen.
De focus van de tentoonstelling op een positief economisch verhaal – investeren in design is investeren in de economie – is begrijpelijk. Het strookt immers met de ambitie van het nieuwe MAD om Brussel voor te stellen als hoofdstad van de creatieve industrieën. Bovendien is het belichten van de economische aspecten van design op zich verfrissend. Het geeft inzicht in de marktwaarde van objecten en verwijst naar het vaak weinig gekende afterlife van een ontwerp. Welke moeilijkheden komen er kijken bij productie? Worden de producten in België of in China geproduceerd? Op welke manier en in welke winkels worden ze verkocht? De bezoekersgids biedt deels een antwoord op deze vragen en geeft een inkijk in de wereld achter de geëtaleerde producten. Het prettig leesbaar boekje geeft vaak onverwachte informatie over de objecten en de designers. Zo blijkt de zitbank DoNuts van Wynants ondanks zijn iconisch gehalte niet goed te verkopen. De bank werd zelfs uit de collectie gehaald.
Anderzijds laat de tentoonstelling mooie kansen onbenut. De veelbelovende titel The Power of Object(s) wordt bijvoorbeeld niet verder uitgewerkt of toegelicht. Enkel de economische macht van design wordt onderstreept en dit al bij al zonder veel diepgang. De verwijzing in de titel naar de rol van het object als actor in machtsrelaties – The Power of Object(s) – roept nochtans ook andere vragen op: Heeft een object agency? Wat is de macht of invloed van een object in het alledaagse leven? In welke mate bepaalt het hoe we leven en handelen? Het is onduidelijk waarom de organisatoren de titel kozen. Bovendien laat de ‘s’ van object(s) een woordspeling vermoeden die nergens wordt aangekaart en raadselachtig blijft. De ondertitel Design Bestsellers in Belgium dekt veel beter de lading van de tentoonstelling.
Het meest delicate punt van de tentoonstelling betreft de vraagstelling rond Belgisch design. Belgisch design is de laatste jaren razend populair in de lifestyle-pers, maar toch valt het fenomeen moeilijk te bevatten. De tentoonstelling gaat deze hachelijke uitdaging aan, maar hervalt heel vlug in een essentialistisch perspectief. Belgisch design wordt gezien als een natuurlijke uitkomst van een Belgische mentaliteit, een mentaliteit die herleid wordt tot een handvol tegenstrijdige clichés. In de perstekst vinden we een aaneenrijging van zulke oude en nieuwe clichés. Eerst en vooral wordt de Belgische cultuur beschreven in contrast met die van de noorderburen: de calvinisten versus de levensgenieters. Zo zijn de designers in België marktgericht en verliezen ze nooit de materialiteit en functionaliteit uit het oog, dit in tegenstelling met het conceptuele en experimentele design uit het noorden. Evengoed kan natuurlijk beweerd worden dat het Nederlandse droogdesign perfect past in de Belgische surrealistische traditie, en dat de sobere ontwerpen van Maarten Van Severen thuishoren in de calvinistische filosofie.
De catalogus en de video’s in de tentoonstelling breien verder op het concept ‘Belgisch design’. Volgens Max Borka zijn Belgische designers kunstzinnig, denken ze out of the box en hebben hun producten humor en poëzie. Zo wordt Jean-François D’Or beschouwd als de meest Belgische designer vanwege het surrealistische gehalte van zijn ontwerpen. In de videofragmenten krijgen ook de ontwerpers vragen over het Belgische karakter van hun eigen werk of dat van anderen voorgeschoteld. Het minimale en functionele karakter van Maarten Van Severen is volgens designer Bart Lens het product van de Belgische cultuur van ‘hardwerkende mensen’. Dirk Wynants situeert het Belgische van de stijl van zijn bedrijf Extremis in het Bourgondische karakter: ‘Onze meubelen zijn gemaakt om van het leven te genieten. Work hard. Play hard. Die uitersten onderscheiden ons van andere landen.’ Tegelijk beweert een aantal designers dat Belgisch design niet bestaat. Xavier Lust stelt bijvoorbeeld: ‘Ik zag mezelf altijd eenvoudigweg als een designer zonder meer en nu anderen daar plots het predicaat Belgisch willen aan toevoegen, lijkt me dat een beetje te berusten op een waanbeeld.’ Wordt het inderdaad geen tijd om een complexer beeld van Belgisch design op te hangen? De selectie van deze tentoonstelling doet in elk geval een gevarieerd verhaal vermoeden, dat niet past in het corset van nationale clichés.
• The Power of Object(s). Design Bestsellers in Belgium, tot 11 januari 2015 in het ING Art Center, Kunstberg, Koningsplein 6, 1000 Brussel (02/547.22.92; www.brusselsmuseums.be).