Het Katholiek Oksaal - deel 1: kerkzang en liturgie

J.E. COREMANS
€50,00
Verzenden naar
*
*
Verzendmethode
Naam
Geschatte levering
Prijs
Geen verzendopties

Year: 1905
Place: Mechelen
Publisher: Dierickx-Beke
Edition: 1st
Language: NL
Pages: 302
Condition: VG
Cover condition: VG
Binding: HC

Het katholiek Oksaal. Eerste deel. Het Motu Proprio van Z.H. Pius X van den 22 November 1903, door J.E. Coremans, Pr. Uitg. H. Dierickx-Beke, Mechelen, 1905, 300 blz. Prijs 3 fr. [sic]

In zijn ‘woord vooraf’ legt de eerw. en geleerde schrijver ons zijn doel voor oogen: ‘Door 's Pausen Motu Proprio voorgelicht, antwoorden wij in dit boek, zegt hij, op de vraag: Welke muziek moet men, mag men, mag men niet ter kerke zingen?... [sic]

Het boek sluit met een kortbondig onderzoek der middelen om de echte kerkmuziek te herstellen. Wij willen het onze bijdragen, om 1° onze landgenooten met de vorderingen, op het gebied van kerkmuziek gedaan, bekend te maken, en de ware kerkmuziek in eere te herstellen bij een volk, dat zulke roemrijke meesters in 't verleden en op heden onder zijne zonen telt; 2° om te bewijzen, dat men in alle parochiën een degelijk oksaal kan inrichten, en het alzoo voor een ieverig man niet al te lastig zal vallen, het Motu Proprio en andere kerkelijke voorschriften na te leven’. En zegt hij nog: ‘Wij wenden ons tot onze Vlaamsche priesters, kosters, orgelisten, zangers, onderwijzers en tot allen wien de luister van Gods huis aan 't harte ligt’. - Om zijn doel te bereiken bevraagt de schrijver zich bij de geleerdste vakmannen. Buiten een 17-tal tijdschriften, geeft hij ruim vijftig boekwerken als bronnen ter inlichting op. Die lijst heeft zeker hare waarde; - en daar de schrijver vaak het woord des Pausen zal moeten inroepen, volgt dan onmiddellijk de vertaling van het Motu Proprio, met een' brief van den H. Vader, toen hij nog Patriarch van Venetië was, waarbij ook nog eenige andere officiëele stukken uit Rome. Daarop vangt de eerw. heer Coremans eigenlijk zijn werk aan. Hij verdeelt dit in elf hoofdstukken. Vooreerst geeft hij de algemeene grondbeginselen der gewijde muziek op, en wijst op haar verheven doel en noodzakelijke eigenschappen. Vervolgens handelt hij over de Gregoriaansche muziek, over den Palestriniaanschen zang en de Nederlandsche school. Dit is geschiedenis, kort en klaar, gelijk het zijn moet. Van meer practischen aard zijn de hoofdstukken die volgen. Hierin komt de bespreking aan de beurt van de hedendaagsche figuurlijke kerkmuziek, van den uiterlijken vorm der gewijde-muziekstukken, en van den tegenwoordigen toestand onzer oksalen. Dan handelt hij over de herstelling der kerkmuziek, over speeltuigen, over cijfermuziek en kerkgebruiken, en eindelijk over de middelen ter verspreiding van goede muziek. Drij niet-onbelangrijke bijlagen besluiten het leerrijke werk: In de eerste tref ik het ontwerp aan van het reglement eener Gregorius-maatschappij; in de tweede, talrijke kerkmuziekbronnen, en in de derde, zie ik voorbeelden van af-tekeuren kerkmuziek en verboden rhythmen opgegeven. - Vergeten wij niet aan te stippen, dat zes keurige platen het werk opluisteren, en onder deze de beeltenissen van Paus Pius X, van de heeren Tinel, De Puydt en Al. Desmet vooral uitmunten; insgelijks druk en papier strekken den uitgever tot eere.
Welk is nu mijn oordeel over de weerde van dit boek? Ik acht het een zeer nuttig werk. De schrijver verdiept zich niet in geleerde beschouwingen, die over 't algemeen weinig nuts opleveren; hij stelt blijkbaar zich een practischer doel voor, en daarom bepaalt hij zich bij eenige voorname bijzonderheden uit de geschiedenis der kerkmuziek, om vooral bij den geest, de strekking en het gezag van het Mot. Propr. stil te staan. Weinig of niets van dien aard werd in onze taal geschreven, en derhalve verdient de schrijver dank en eer om zijn werk. De priesters zelven zullen er nog veel uit leeren ter leiding van de zangers en ter regeling van het oksaal; en willen de orgelisten het boek onderzoeken, het zal hun zeker goed doen. Omdat er zoo weinig in onze taal over die wetensshap in druk bestaat, zal dit werk des te meer goed stichten... en verdient de schrijver die het aandurfde, ook des te gereedelijker ondersteuning. Mochte nu deze of gene specialist in het vak eenig bezwaar tegen eene of andere bladzijde inbrengen, ik meen niet, dat de practische weerde van 's Heeren Coremans' degelijk werk er door verminderen zal. [sic] (Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 1905 - Kan. J. Muyldermans.)